-
1 remit
v. verzachten, verminderen, temperen; kwijtschelden; overmaken, verwijzen; terugzenden; uitstellen; afnemen, verminderen1 afnemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 〈 benaming voor〉 doen afnemen ⇒ verminderen, laten verslappen 〈 aandacht〉; ophouden met, opheffen 〈 beleg〉; verzachten, verlichten 〈 pijn〉4 terugzenden ⇒ zenden, sturen♦voorbeelden: -
2 shame
n. schaamte; schande--------v. schamen; schaamte voelen; beschaamd maken; te schande makenshame1[ sjeem]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉2 zonde♦voorbeelden:¶ what a shame! • het is een schande!; wat jammer!2 schande ⇒ smaad, vernedering♦voorbeelden:have no shame • geen schaamte kennendon't you feel shame at having told lies? • schaam je je niet dat je leugens verteld hebt?for shame • uit schaamtebe past shame • geen schaamte meer kennenbe dead/lost to shame • alle schaamte verloren hebbencry shame on someone • schande van iemand sprekento my shame • tot mijn (grote) schande〈 tegen spreker〉 shame! • schandalig!, hoe durft u!shame on you! • schaam je!, je moest je schamen!————————shame2〈 werkwoord〉1 beschamen ⇒ beschaamd doen staan/maken♦voorbeelden:she shamed him out of copying his homework • ze maakte hem zo beschaamd, dat hij het huiswerk niet meer durfde overschrijven
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский